Wilt u reageren op dit bericht? Maak met een paar klikken een account aan of log in om door te gaan.
Spring is gekomen in GJ,de dagen worden weer langer en blad groeit opnieuw aan de bomen. Een nieuw seizoen met vele mogelijkheden en een hele hoop nieuwe mensen. Mvg Het team
personal info Leeftijd: 17 Partner: - Paard: Arlan.
Onderwerp: who gave this to me? di jul 30 2013, 13:09
Linde liep langzaam over het kleine paatje, door dieren gemaakt en gebruikt. Ze had geen bewustzijn van alle geluiden om haar heen, ook de bewegende bosjes en takken lieten haar koud. Het enige waar ze aan kon denken was de brief in haar handen. Haar handen trilde, haar ogen stonden wazig en star. Met kleine stapjes liep ze vertwijfeld verder en over haar wang rolde een warme zoute traan naar beneden.
Vroeg in de ochtend trok Linde haar kleding aan, wat bestond uit een kniebroek, dunne hertenleren laarsjes, een dun shirt en de vertrouwde mantel. Mystenia was blijkbaar al wakker, want af en toe kon Linde de zachte voedstappen horen of het ritselen van papier. Inderdaad. Mystenia zat in haar stoel en las de perkamenten documenten die ze elke ochtend leek te lezen. Van Fernando was geen spoor te bekennen. Door het raam kwam een flauw licht binnen vallen. Het zou bijna gaan schemeren en dat betekende werken. Ze zij in het voorbijgaan ‘’hallo’’ tegen Mystenia die iets terug mompelde maar Linde was al op de veranda. In het donker vond Linde zo haar weg naar het hout hok waar ze een paar mooie droge blokken oppakte en naar binnen bracht. Dit was de dagelijkste routine. Linde zorgde voor vuur en koffie, Fernando zorgde voor vers water in de ton en deed de kleine afwas. Na het eten van een stuk brood en droog vlees was het hoog tijd voor de paarden, die alle drie ongeduldig in de stal naast het huis stonden te wachten op aandacht. Arlan hinnikte blij toen Linde de deur van de stal opende. De drie paardjes kwamen direct naar hun baasjes. Glimlachend aaide ze Arlan tussen zijn oren en fluisterde zachte woordjes in zij oor. Haar paard begreep haar altijd. Ze liet wat haver in zijn voerbak glijden en vulde ook de waterbak bij.
Toen ze weer terug liep naar de veranda vielen haar ogen op een klein doosje op het tafeltje naast de deur. Nieuwsgierig liep ze er op af. In een sierlijk maar onbekend handschrift stond haar naam geschreven. Voorzichtig pakte ze het houtwerkje op, het papiertje met haar naam viel tussen de spleten van de veranda. Van wie kon dit zijn? Niet van Mystenia of Fernando, die waren de hele tijd bij haar in de stal geweest. De paarden zouden het gemerkt hebben als er iemand was geweest, toch? Of had het er al gestaan toen ze hout ging halen maar was ze er gewoon langs gelopen. Mystenia en Fernando kwam en nu ook de stal uit, Fernando had zijn mond al geopend toen hij zag wat Linde in haar hand had, maar Mystenia wierp een strenge blik en gebaarde dat hij naar binnen moest gaan. Vragend keek Linde haar aan. Zij wist hier dus van. Mystenia sprak zacht maar Linde kon haar zonder moeite verstaan. ‘’Linde, iemand gaf dit aan mij, maar het si voor jouw.’’ Linde knikte en toen ging ook Mystenia naar binnen. Dit doosje gaf haar een raar gevoel, er was iets mee. Ook hoe Mystenia had gedaan was raar. Haar stem was gewoon normaal geweest, maar hoe ze Fernando had weg gestuurd en hoe ze haar aan had gekeken maakte het raar. Voorzichtig ging ze op de trapje zitten, met het doosje op haar schroot. Een klein zilver sleuteltje zat in het kleine slot. Voorzichtig draaide ze hem om en het rijk versierde klepje sprong open. De binnenkant van het doosje was bekleed met licht blauwe stof, zo licht als de lucht. Er lag een oude brief op, ook met haar naam erop met het mooie en onbekende handschrift. Ook lag en een gedroogd bloemetje, van een Lindeboom. En een ring, met een klein even blauw steentje. Verbaast zag Linde wat ze had gekregen. Zo bleef ze enkele seconden zitten, maar toen besefte ze dat dat ook weinig zin had. Ze haalde het briefje uit de envelop en bekeek het ondertussen sloot ze het doosje en stopte het sleuteltje in haar zak. Het doosje stond naast haar. Ze vouwde het briefje open en vlug las ze het door. Linde hapte naar adem, las het nog eens.
Liefste Linde,
Het klinkt misschien raar, maar als je dit leest ben ik al lang dood.
Voor mij is het ook raar, aangezien jij, nu als tweejarige op mijn schoot zit te spelen. Maar ik ben ziek Linde, ik ben heel ziek. Ik voel dat ik niet zo lang heb.
In het doosje wat je hebt gevonden zitten de laatste dingen die ik bezit, ik laat ze na aan jouw.
Eerst de ring, hij was van mijn moeder, zij had hem weer van haar moeder, mijn oma. Ik heb hem gekregen van jouw oma, maar nu ik weet dat ik dood zal gaan, geef ik hem aan jouw, zodat hij later voor jouw dochter zal zijn.
Dan vind je de Lindebloesem, Toepasselijk, vind je niet? Ik kreeg hem van je vader, de dag voor dat jij werd geboren, ik heb hem altijd goed bewaard als herinnering aan hem. Hij was een geliefd man, maar niet bij iedereen. Hij ging weg nadat hij mij de bloem had gegeven en een kus op mijn buik had gedrukt. Neem het hem niet kwalijk, dat doe ik ook niet.
Hij heeft trouwens ook dit doosje gemaakt!
Linde, weet dat ik van je hou. Het spijt me dat ik er niet voor je ga kunnen zijn.
Ik hou met heel mijn hart van je
Je moeder,
Elisabeth Sophie Maria Smets
Zonder nog ergens aan te denken sprong ze op en rende het pad af, onbewust over haar bestemming. De tranen vloeide over haar wangen. Een brief, van haar moeder. Ze voelde de steken in haar hart. Haar moeder was dood. Haar vader was ook weg, en onbekend. Ze haatte het, de haatte hem, ze haatte alles. Ze bleef rennen. Ze had zin om te schreeuwen. Om dood te gaan, naar haar moeder. Om te slaan. Ze begon langzamer te lopen. Hijgend liep ze door, nog steeds onbewust over alles om haar heen. Zo liep ze hier. Een rilling liep door haar Lichaam. Was ze nu boos, verdrietig. Ze wist het zelf niet eens. Was ze zelfs wel boos op haar vader. Ja dat was ze. Hij had haar achter gelaten. Hij had haar niet gewild en was weg gegaan. Haar moeder was overleden en haar vader was er niet om voor haar te zorgen. Dikke tranen begonnen te rollen. Ze werd al wat rustiger. Eerste had ze van niets geweten. Nu wist ze opeens alles. Het voelde raar, alles was nu duidelijk. Ze had het niet willen weten.
Usui
Aantal berichten : 28
personal info Leeftijd: 19. But i'm still not sure wat to do whit my life. Partner: When i see her i'm gone protect her whit my life. i don't care how many wounds it will give me! Paard: freedom
Onderwerp: Re: who gave this to me? di jul 30 2013, 14:17
Een zachte wind liet de witte wolken aan de nachtelijke hemel over de hemel glijden. Het was alsof die een onheilspellend verhaal vertelde en de donkere bergen hun kille uiterlijk nog kouder maakte dan die al was. Schaduwen bewogen voort op de zwarte gronden van dit gebergte. Een volle maan stond groot aan de hemel. Maar zelfs zijn licht kon geen vriendelijk gezicht geven aan deze plek. Alsof deze bergen voor altijd in de duisternis zouden gehuld blijven. Zelfs in klaar lichte dag waren deze bergen zwart en alles wat hier groeide was dor en droog. Weinigen waren dapper genoeg om de toch door deze bergen te maken. Die dat het toch gewaagd hadden waren nooit meer terug gekeerd. Maar door de schaduwen bewoog er een klein gestalte zich moeizaam voort. Hij sloop geruisloos over het zwarte gesteente. Zijn blik naar de hemel gericht. De angst in zijn donkere ogen was makkelijk te onderscheiden in het maanlicht. Het gestalte hijgde hevig, terwijl hij drukte tegen de rotswant en langzaam door zijn benen zakte. Zijn hand gleed langzaam naar zijn zij waar een steek wonde zijn krachten ontnam. Hij voelde het bloed stromen. Maar de man had geen tijd om te stoppen. Neen hij was net ontsnapt aan de enigste plek in deze wereld dat iedereen vreesde. Zelfs de mensen en wezens die er leefden vreesden die vervloekte plek. Waar alleen maar duisternis en dood heerste. Maar hij had kunnen ontsnappen en nu, nu werd hij gevolgd door Zoraf. Angst en pijn namen het van hem over, en ook al was hij nu voor even onzichtbaar door de schaduwen en zwarte gesteente. Hij moest een veiligere plek vinden. Hij moest naar de heilige stad zien te komen en zo snel mogelijk. Maar de reis zou nog maanden duren en als hij dit niet overleefde dan was heel hun wereld in groot gevaar. Langzaam kwam hij op adem. Heel zijn lichaam deed pijn, en zijn maag kromp ineen. Hij had de laatste maanden moeten zien te overleven op droog en oud brood. Met water uit de zwarte rivieren die door deze bergen liepen. Hij wist niet of hij het zou over leven. Maar misschien was dit wel zijn laatste kans en die moest hij zien te grijpen. Neen hij had geen tijd om te stoppen. Hier was hij niet veilig genoeg. Zeker niet voor wie of wat er achter hem aanzat. Zijn spieren protesteerden en in zijn gedachten schreeuwde hij tegen zich zelf het niet te doen. Maar de wil die hij had, was sterker dan de pijn van zijn lichaam. Half schokkend en slepend liep hij voort. Dicht tegen de rost wand, geplet. Hij bleef stil staan wanneer de schaduwen van de wolken even verdwenen. Neen geen risico nemen. Ze mochten en zouden hem niet vinden. Zijn ogen schoten heen en weer terwijl hij probeerde zich te concentreren op iets wat hij niet kon zien. Zijn blik was wazig door de tranen in zijn ogen. Neen hij zou niet veel verder kunnen lopen. Niet hoe hij nu was. Hij viel letterlijk voorover. Met een doffe klap kwam hij tegen de grond terecht. Het deed even het zwarte stof opwaaien. Zijn adem stokte weer en hij kon zijn lichaam nauwelijks nog bewegen. Was dit dan toch het einde. Hij had een kans, maar dan mochten ze hem niet vinden. Maar in zijn gedachten kon het hem niet veel meer schelen. Ook al zou hij het nieuws kunnen vertellen. Hoeveel verschil zou het maken? Hij voelde de wind over zijn lichaam glijden. Alsof die de man wilde beschermen voor wat zou komen. Hij hoorde een luide en angstaanjagende brul. Net op dat moment gleed er een grote donkere wolk over de maan. Zodat alles weer in duisternis was gehuld. Hij richtte zijn vermoeide en angstige blik weer naar de hemel. Waar er een grootte donkere schim aan de hemel verscheen. Je kon hem nauwelijks onderscheiden van de zwarte hemel. Maar je kon het gespierde en grootte lichaam wel zien. De kop met de vlijmscherpe witte tanden en de vurige rode ogen. Die naar hem opzoek waren. Daar was Zoraf. De even angstaanjagende gestalte die de draak bereed. De zwarte draak, ook wel bekend als de duivelsdraak. Die maar eens om de zoveel duizenden jaren werd geboren. De zelfde soort had voor de laatste grootte vernietiging gezorgd. Het was een zeldzame draak, en de persoon die er op reed was al even duister als het beest zelf. Dat was Zoraf, en de duivelsdraak had precies de zelfde naam als zijn meester. Want samen waren ze één. Was het daarom dat die jongen de uitverkorenen was geworden van de draak? Was het daarom dat het duivelse beest de jongen had gekozen? Omdat ze de zelfde naam deelden? Vragen waarop hij geen antwoord wilde. Ze waren zinloos. Maar door het aanblik, kwamen ze wel te boven. Een rilling gleed over zijn rug. Was dit dan toch het einde? Zou het lot hem bijstaan. Als dood bleef hij liggen. Hij volgde de donkere gestalte in de lucht. Ja ze waren op zoek naar hem. Ja ze kwamen van … Hij durfde de naam van die plek niet eens uitspreken. Wat voor zin had het ook. Die plek was vervloekt net als iedereen die er leefde. Net als die jongen die nu op de draak naar hem opzoek was. Hoe kon zo’n jong iemand de duistere heer zijn of worden. Hij wist niets van de jongen. Alleen zijn naam. Maar Zoraf, was uit het niets opgedoemd. Alsof hij jaren lang had zitten wachten. Het was alsof de man zijn laatste adem al had uitgeblazen. Alsof er echt geen hoop meer was en seconden leken minuten. Hij voelde zijn hart kloppen, het klopte alsof het bezeten was. Zou het zo meteen stoppen? Hoe voelde het om te weten dat dit het einde was? Hij kon er geen antwoord op vinden. Neen er leken geen woorden voor te zijn. Terwijl die er wel waren. Maar het waren woorden die nog nooit waren uitgesproken. Langzaam verdween het geschreeuw, de vuur rode ogen en de zwarte draak met zijn rijder. Hadden ze hem dan toch niet gevonden? Langzaam ontspande zijn lichaam. Er kwam een glimlach op zijn gezicht. Het leek te mooi te zijn. Hij voelde de kou van de grond. Het was alsof hij al lang geleden gestorven was, en dat alleen zijn geest over gebleven was en dit lichaam. Toch verliet een zucht zijn mond en een traan gleed over zijn wang. Het gaf een glinstering weer. Het enige lichtpuntje in deze plek. Zijn gezichtveld werd weer wazig en hij voelde zijn lichaam verslappen terwijl zijn ogen zich langzaam sloten. Zodat de man uiteindelijk in een slaap viel. Een slaap die zijn lichaam misschien zou genezen. Maar het kon ook een slaap zijn die juist het einde van zijn leven zou betekenen. Maar hij had geen keuze meer. Geen controle over zijn lichaam. Het enigste wat hij kon doen was de duisternis in gaan, waar hij al maanden geleden in was gekomen. Waar hij nooit meer helemaal van af zou raken. Maar een ding was zeker. Als hij terug wakker zou worden, dan zou hij zijn reis in alle veiligheid kunnen verder zetten. Dan zou hij zijn bericht kunnen versturen. Maar alles in zijn hoofd tolde. Hij vond een rust, terwijl alles rond hem verdween. Samen met hem de slaap ingetrokken. Angstig afwachtend op het moment dat hij wel of dan niet zou ontwaken.
Met een schok schrok hij wakker. Het boek dat hij aan het lezen was voor dat hij wakker werd nog stevig in zijn handen. Zijn blik was wazig en verward keek hij rond. Eerst wist hij niet zeker waar hij was. Hij droomde nog half. Maar al snel werd zijn beeld duidelijker en hij herkende zijn living. Hij veegde even in zijn ogen. Was hij gisteren avond hier in slaap gevallen? Usui kon zich herinneren dat hij aan het lezen was in het boek dat hij nog altijd vast had. Vermoeid zette hij zich recht. Legde het boek op de tafel die naast de zetel stond. De laatste dagen gebeurde het wel vaker dat hij in slaap viel in zijn zetel. Vaak was hij vermoeid. Maar altijd was het nog te vroeg om te gaan slapen. Dan begon hij maar een boek te lezen. Maar elke keer na een hoofdstuk of twee dommelde hij toch in. Dan werd hij in de ochtend hier weer wakker. Hij lachte, die droom. Wat voor een rare droom was dat wel niet geweest? Het was duidelijk dat hij veel te veel boeken las. Voor al fantasie boeken, met spannende verhalen. Hij zuchte, vandaag hoefde hij in elk geval niet in dienst te gaan. of toch niet zo ver hij wist. Het kon altijd zijn dat ze hem opriepen en dan moest hij wel paraat staan. Usui rekte zich eens goed uit. Hij kon al mensen buiten horen. Het leven was weer in het dorp. Even bleef hij zitten, luisteren naar al die verschillende stemmen. Sommige kon hij nog herkennen. Anderen had hij nog niet gehoord, of toch niet dat hij wist. Langzaam stond hij op en liep de keuken in. Het leek er op dat het een prachtige dag zou worden. Hij nam wat droog brood en at dat rustig op. Veel zin om een goed ontbijt klaar te maken had hij niet. Vandaag zou hij eens lui zijn. Toch voor zover hij kon. Nu het er toch op leek dat het een prachtige dag zou worden, kon hij net zo goed wat gaan wandelen. De bossen zouden nu wel mooi begroeid zijn. Daar zou hij ook wel rust kunnen vinden. Gaan liggen in het gras en gewoon naar de lucht liggen staren. Ja daar had hij wel zin in. Snel kleedde hij zich aan. Een losse zwart leren broek met, zwarte losse laarzen en een wit hemt. Daar zou hij het vandaag mee doen. Ergens was hij blij dat hij zijn harnas eens niet aan moest doen. Of een ander kostuum die zo deftig stond. De meesten waren alleen gemaakt voor het oog. Hij zuchte en liep naar buiten, hij sloot de deur goed achter zich. Eerst zou hou Freedom gaan halen. Maar die had ook wel eens een vrije dag verdient. Dus liep hij te voet richting het woud. De wandeling zelf leek op zichzelf ook een geweldige ervaring. Hij kende deze wegen van buiten. Maar elke keer weer, had hij geen tijd om op de omgeving te letten. Nu hij rustig en op zijn gemak kon lopen., kon hij ook de schoonheid aanschouwen die er was. Het gras was zomer groen en de velden van de boeren lagen er ook gezond bij. Het bos kwam steeds dichterbij terwijl het ook wat warmer werd. Dus was hij blij dat hij de schaduw van de bomen had. De vogels zongen hun dagelijkse liet weer en het geluid ontspande hem. Waarom was het toch zo moeilijk om op dit alles te letten wanneer hij werkte? Waarschijnlijk omdat hij dan op heel andere dingen moest letten. Dingen waar hij zich dan zorgen over moest maken. Zoals het gesnik van mensen. Zijn ogen die tot dan even gesloten waren gingen langzaam open terwijl hij stopte. Het gesnik van mensen? Hij hoorde een zacht gesnik van een persoon. Hij concentreerde zich op het geluid en zachtjes liep hij door de struiken. Wie was er aan het huilen op een dag als deze? Het duurde even, maar het geluid werd sterker en langzaam aan kon hij een persoon zien. Zijn ogen trilden even terwijl hij naar het trillende meisje keek. Hij herkende haar, en hij kreeg een steek door zijn maag. Linde. De grijze jagers leerling die hij al eens eerder had ontmoet. Misschien moet hij zich er niet mee bemoeien. Maar het leek er op dat ze wel wat troost kon gebruiken. Zonder er verder nog bij na te denken, liep hij naar haar toe. Ze stond met haar rug naar hem toegekeerd en waarschijnlijk zou ze hem nog niet hebben opgemerkt. Zachtjes legde hij zijn hand op haar schouder. ”Linde?” Zijn stem klonk zacht en troostend. Één woord leek genoeg; woorden zouden nu niet nodig zijn. Die ene vraag zou duidelijk genoeg moeten zijn. Dus hij wachte, terwijl zijn groene blik vriendelijk blonk.
[hoop dat je wat mee kunt ^^]
linde
Aantal berichten : 13
personal info Leeftijd: 17 Partner: - Paard: Arlan.
Onderwerp: Re: who gave this to me? ma jul 07 2014, 21:37
Zonder enig gevoel voor richting bleef ze door strompelen. Alles om haar heen sloot ze buiten en in haar hart voelde ze alleen verdriet. Ze wilde dit niet weten. Ze wilde niet weten dat haar vader haar gewoon had achtergelaten. Maar daar tegenover, wist hij wel dat haar moeder ziek was. Wat maakte het uit, hij was er nooit geweest. Met vlakke hand veegde Linde de tranen van haar wangen, ze proefde het zout van de tranen in haar mond. Maar haar ademhaling bleef schokkend. Ze had zonder hem gekund, zonder vader. Ze had het zelfs heel ver geschopt, ze was nu leerling grijze jager! maar ze had ook haar vader gemist, toen ze opgroeide had ze zich alleen gevoeld. Maar ze was ouder geworden en het gemis werd steeds minder. Maar nu, nu was het er allemaal weer. Al de emoties die werden weer opgeroepen bij het lezen van de brief van haar moeder. De tranen rolde weer sneller over haar wangen naar beneden. Voedstappen drongen door, een zachte stem “Linde?’’ en toen een warme hand die over haar schouder gleed. Die stem kende ze. Een golf van opluchting vloeide door haar een. Ze draaide zich om, keek Usui enkele seconde verlegen en met grote ogen aan, maar kon zich niet langer groot houden en begon weer zachtjes te snikken. Hulpeloos stond ze tegenover deze jongen en wist niet goed wat ze moest doen.